het Plan

Het grote oppervlak grasland waar het gebied uit bestaat dient ontwikkeld te worden in de richting van een schraler type grasland. “Schraal” wil zeggen dat dat de bodem relatief weinig voedingsstoffen bevat. Hoe mínder voeding, hoe méér soortenrijkdom, biodiversiteit en hoe mínder overheersende grote plantensoorten. Verschraling kan bereikt worden door veel te maaien en dat maaisel ook af te voeren.

Door het afvoeren van het maaisel worden ook de voedingstoffen (fosfaat en nitraat) die de planten uit de bodem hebben opgenomen afgevoerd. Bij voldoende verschraling nemen meer en kleinere soorten planten die op een meer gespecialiseerde wijze hun voedingsstoffen verkrijgen of een zuiniger stofwisseling hebben de overhand. Concurrentie op ruimte om te overleven is voor deze soorten minder noodzakelijk, zodat andere planten ook meer kans krijgen. Deels wordt er éénmaal, deels twéémaal per jaar gemaaid.

gras en bloemen
gras en bloemen (foto Jan Maassen)

De honden-uitlaatstrook blijft uiteraard hetzelfde. Langs het geasfalteerde achterpad blijft de gemeente als voorheen een strook van anderhalve meter breed maaien.

Aan de dijkkant van het Achterpad (A) zal vooral het hoge gras glanshaver toonaangevend zijn. De grondsoort op deze hoogte -droog kalkrijk en zandhoudend, is bij uitstek geschikt voor glanshavergrasland.

Glanshavergraslanden waren in vroegere tijden bij uitstek de bloemrijke hooilanden op de drogere gronden, en tegenwoordig nog steeds op dijktaluds, in het rivierengebied. Soorten die in deze graslanden voorkomen zijn groot streepzaad, margriet, beemdkroon, aardaker, veldsalie, knolboterbloem, karwij, glad walstro, morgenster, bitterkruid en grasklokje. Deze graslanden zijn in optimale vorm een habitat voor talrijke insecten, waaronder veel vlinders en sprinkhanen. Een aantal verspreid staande bomen op dit terreindeel geven beschutting en voedsel aan vleermuizen en vogels. Geplaatst in een goede zichtlijn versterken deze bomen de mooie landschapsbeleving.

uitlaatstrook
uitlaatstrook

Aan de slootkant van het Achterpad (B) is de grond vochtiger en kleiiger. Dit grondgebied is moeilijker te verschralen, vandaar dat daar een bloemenslinger is gepland. Grote vossenstaart is het dominerende gras en in mindere mate glanshaver. De bodem is rijker aan voedingsstoffen voor de planten en levert bij gevolg minder biodiversiteit. Grove en robuuste soorten als smeerwortel, fluitenkruid en bereklauw doen het hier goed. De soortenrijkdom is hier geringer en de planten forser. De bodem is vochtiger en de begroeiing ruiger; fijn voor kikkers, padden en muizen. De laatste worden dan weer graag gegeten door de uilen en torenvalken.

Het bloemenlint loopt vanaf het bruggetje (J.Mosmanslaan) tot aan de bramenhaag door. De grond onder het bloemenlint bevat veel fosfaat en stikstof dankzij het slib uit de sloot dat er om de 4 jaar wordt uitgereden. Het slib bemest de bodem en om de meststoffen af te voeren kan een akkerbouwsituatie worden nagebootst: bij het oogsten van de akkerbouw-producten worden tevens de toegevoegde meststoffen van het slib afgevoerd. De hele bloemenstrook wordt ingezaaid met akkerkruiden die in hun bloeitijd een kleurrijk beeld bieden als de korenbloem, klaproos, vlas, gele ganzenbloem, akkerscherm, chicorei en meerdere kamillesoorten. Het bloemenlint wordt ééns per jaar gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Wat aan bijvoeding uit de sloot wordt toegevoegd wordt met het maaisel ook weer afgevoerd en de soortenrijkdom blijft gehandhaafd. Het bloemenlint is mooi om te zien en trekt veel vogels, insecten, muizen en kleine dieren aan; wat de roofvogels ook weer ten goede komt. Een overschot aan fosfaten en nitraten is een nationaal milieuprobleem. Behalve dat het een kleinere soortendiversiteit veroorzaakt lekt het door naar het grondwater, verspreidt zich en bedreigt zo de drinkwaterwinning.

het bloemenlint
het bloemenlint (foto Jan Maassen)

In de hoek die de bramenhaag vormt met de boomkwekerij van Floris komen een stuk of wat fruitbomen (hier vooral verschillende hoogstamsoorten peer en appel) die visueel diepte aanbrengen. Rond de fruitbomen komen lagere bessenstruiken zoals rode bessen, zwarte bessen en kruisbessen. Fruit en bessen zijn uiteraard voor iedereen om te plukken, wat op de grond valt is voor de dieren, net als wat voortijds wordt aangevreten of wat blijft hangen. Uiteraard worden het allemaal biologisch gekweekte bomen. Dergelijke combinaties zijn erg in trek bij vogels en kleine zoogdieren. Kleine zangvogels vinden hier nestgelegenheid. In het najaar kan men hier foeragerende lijsterachtigen als kramsvogel en koperwieken aantreffen. Op de grond huizen egels, muizen, konijnen. De vos jaagt hier en heeft er misschien ook wel zijn leger. Fruitboom en bessenstruik passen goed in het rivierenlandschap en refereren aan het traditionele Maaslandschap.

Vanaf de verharding van het Achterpad in westelijke richting wordt het gebied ontsloten door een wandelpad (C) dat alleen regelmatig gemaaid wordt en niet verhard. Dit pad dient om het hogere grasland juist niét te hoeven belopen.
Langs het pad komen links en recht wat traditionele fruitbomen die voedsel en schaduw bieden aan dier en mens. Denk opnieuw aan appel-, pruimen en perenbomen.

De bramenhaag (D) is spontaan ontstaan en heeft een vergelijkbare functie. Tussen de bramen komen één of twee fruitbomen; gedacht wordt aan een zure kriek (kersenboom). In het deel grenzend aan de omheinde wei van boer Godschalkx komen verspreid over het terrein en op strategische punten een paar grotere bomen, we denken hierbij aan walnoot, zoete kers, tamme kastanje en/of linde.

de bramenhaag met kriek kersenboom
de bramenhaag met kriek kersenboom (foto (AvW)