Update 2023

De afgelopen zomers van 2022 en 2023 kenden langdurige periodes van droogte, waardoor de jonge aanplant van bomen ook in 2022 nog water toegediend diende te krijgen. In 2023 dreigde de droogte weer ernstig toe te toeslaan. Echter in de tweede helft van de zomer was er sprake van een weersomslag en brak een natte periode aan. Door de overvloedige regen begon alles, en in het bijzonder het gras, uitbundig te groeien. Het gevolg van deze overvloedige grasgroei was dat de kruiden onderdrukt werden en het grasland in het najaar een minder kleurrijk beeld bood ten gevolge van de nabloei  van kruiden dan in de vorige seizoenen.

In het voorjaar van 2023 was het weer tijd voor het uitbaggeren van de watergang langs de zuidrand van het terrein. Deze keer werd de bagger per vrachtwagen afgevoerd; alleen binnen de westelijke helft van de sloot werd een dunne laag over het bloemenlint uitgespreid.
In het najaar was het tijd voor de gemeentelijke  maaibeurt. Het te waterlaten van de maaiboot heeft helaas veel schade aan bodem en terrein gebracht. Hierbij werd het mooiste deel van de bloemenlint geplet en veel onnodige diepe nieuwe rijsporen getrokken. Het berijden van het terrein met te zware machines wordt door ons als een toenemend probleem ervaren.  We gaan in gesprek met de gemeente om deze werkzaamheden in de toekomst beter te laten verlopen.

De plannen en de subsidie voor een voorlichtingsbord zijn rond. Er zijn tekst, foto’s en een ontwerp. We verwachten dat het bord  voorjaar 2024 geplaatst wordt.

torenvalk
torenvalk (foto Gerrie van Geffen)

Bomen en andere aanplant

In het voorjaar van 2021 zijn verschillende soorten bessenstruiken rond een aantal bomen aangeplant. Echter de konijnen hebben dat ook opgemerkt en ontdekt dat de wortels van deze struiken, en met name die van aalbes, erg smakelijk zijn. Een gevolg daarvan is dat deze aanplant een kwakkelend bestaan leidt onder deze aanslagen op het wortelstelsel.
Tussen de verschillende struiken zijn er opvallend individuele verschillen in hoeverre deze zich onder deze omstandigheden kunnen handhaven. Hierbij weet vooral één van de twee aangeplante zilver(olijf)bessen (elaeagnus ebbengei) zich goed te handhaven.
De honingbes (lonicera caerulae), van oorsprong een bewoner van de Siberische en Canadese toendra’s, lijkt zich moeilijk te handhaven. De soort groeit in zijn oorspronkelijk habitat op meer venige gronden die sterk verschillen van de hier aanwezige bodemcondities en zal zich als subarctische soort steeds moeilijker kunnen handhaven onder het opwarmend klimaat in onze streken.

Daarentegen doen de twee mediterrane fruitbomen die aangeplant zijn, de moerbei en amandelboom, het uitstekend en droegen beide volop vruchten. De overige bomen doen het over het algemeen ook goed, waarbij tot tweemaal  sprake was van en wonderlijke wederopstanding.

Uit één van de twee wilde appelbomen leek alle leven geweken…tot dat deze halverwege de zomer, na de bloeitijd van de overige fruitbomen, plotseling van de ene dag op de ander uitbotte en volop blad ontwikkelde. De andere boom betrof een pruimenboom die geknakt was door de omstrengeling van braamstengels en die we als laatste poging om hem te redden, gespalkt hebben. De gebroken stamdelen  groeiden snel aanéén zonder zichtbare sporen van infectie achter te laten; de boom leek zelfs gerevitaliseerd door het trauma en groeide met verhoogde groeisnelheid uit boven de omringende bramenstruiken.  Deze pruimenboom maakt deel uit van een aantal bomen die in de bramenhaag staan aangeplant met het doel om die om te vormen tot een meer gevarieerde houtstructuur.

Naast de genoemde pruim zijn hier ook een tamme kastanje, 2 walnootbomen en een zoete kers aangeplant. In de eerste fase als de bomen nog niet boven de braam uitgegroeid zijn, is zo’n aanplant zeer kwetsbaar en wordt zonder het terugsnoeien van de bramen snel overwoekerd en verstikt. Echter als ze hun hoofd en bladerdek boven de braam uitsteken is de groeiplek en voordeel. De bramenstruiken bieden beschutting tegen mens en dier en in droge tijden een gunstig vochtig microklimaat. Daar het wortelstelsel van de bomen op den duur dieper reiken dan die van de  braam speelt voedselconcurrentie met de braam steeds minder een rol. De genoemde pruim en zoete kers hebben ondertussen een “veilige“ hoogte bereikt; de ander aanplant staat op het punt om de bramenstruiken te overgroeien.

jonge vosjes in 2016
jonge vosjes in 2016 (foto Gerrie van Geffen)
bij de bramenhaag
bij de bramenhaag (foto Gerrie van Geffen)

Bloemenlint

In de oostelijke helft is de ondergrond waarop de lint is uitgezaaid erg vochtig en sterk verrijkt met baggerslib. Hierdoor zijn de condities voor groeikrachtige onkruiden die de ingezaaide soorten snel overgroeien goed. Binnen de westelijke helft  is de bodem schraler en droger en krijgen de ingezaaide soorten meer kans.
Hier kwam het bloemenlint het beste tot zijn recht en konden we genieten van een kleurrijk beeld.  Margriet, peen, gladwalstro en rolklaver domineerden de afgelopen seizoenen achteréénvolgens het beeld.

In het voorjaar hebben we geprobeerd, naar ons oorspronkelijk plan, om subsidie aan te vragen het bloemenlint om te vormen tot wintervoedselakker voor vogels en in het bijzonder voor de steenuil. Echter dit werd afgewezen omdat er geen geschikte subsidiepotjes voor het grondgebied waren.
Als alternatief hebben we de bodem machinaal los laten maken, zodat de aanwezige zaden van kruiden de kans krijgen om te ontkiemen voordat de grassen te groeikrachtig worden.
Echter in de vochtiger en rijkere oostelijke helft profiteerde daar vooral de ridderzuring van, een gevreesd onkruid in agrarische graslanden dat bijzonder groeikrachtig is. Daarentegen zijn de zaden van dit onkruid is in het bijzonder geliefd bij de putter, zodat het lint voor dit bijzonder kleurrijk vogeltje en ander zaad etende vogels die in het najaar in het gebied foerageren, toch functioneert als voedselakker.
In de oostelijke helft kleurde het bloemlint eind september met veel rolklaver geel totdat de genoemde schade werd aangericht. We moeten proberen om afspraken te maken om tractorbewegingen te beperken.

Grasland

Tijdens de seizoenen 22 en 23  is het gefaseerd maaibeheer in praktijk gebracht. D.w.z. dat niet alles tegelijk wordt afgemaaid, maar afwisselend stroken blijven staan en pas bij de volgende maaibeurt aan de beurt komen. Zó is ervoor insecten altijd schuilgelegenheid en overwinteringsmogelijkheid en daarmede voor een predator als steenuil altijd voedsel.
Kruiden kunnen tot zaadzetting komen en zich op het terrein voortplanten. Verschralingseffecten zijn op pas op de langere duur waarneembaar. Weerseffecten kunnen hierbij van invloed zijn op het beeld. Na een langdurige droge zomer is de groeikracht van gras verzwakt wat veel kruiden de kans biedt om te ontkiemen en tot bloei te komen, met het gewenste verschraald beeld als gevolg.

In de afgelopen natte zomer van 23 was water niet meer een beperkende factor voor groei van grassen en konden deze de aanwezige groeistoffen in de bodem weer volop mobiliseren. Met als gevolg een hoge en dichte grasmat die de kruiden terugdringt en een weinig verschraald beeld biedt. Verschralingseffecten zijn meer objectief te herkennen in de evolutie van de vegetatiesamenstelling  waarbij specifieke glanshaversoorten en algemene verschralingsindicators toenemen.
Een toename is waarneembaar van glad walstro en vogelwikke, rankende glanshavergraslandsoorten die steunen op hoge grassen om met deze  te kunnen concurreren om het zonlicht.
Bij verdere verschraling zullen kruipende en rozetvormende planten als vertakte leeuwentand, jacobskruiskruid, peen, scherpe boterbloem  en knolboterbloem   op de voorgrond treden.
Tot de tweede categorie van algemene indicatorsoorten behoort duizendblad die plaatselijk massaal voorkomt. Ook een positief teken is dat kamgras zich uitgebreid heeft ten opzichte van het vorig seizoen.

valkkuikens
valkkuikens (foto Gerrie van Geffen)

Fauna

Dit seizoen is op naburig terrein sprake geweest van gezinsuitbreiding van steenuil en torenvalk. Beide hebben succesvol een broedsel grootgebracht. Op zomeravonden konden laag scherend boven het bloemenlint foeragerende boerenzwaluwen waargenomen worden. Zwaan en Canadese gans broeden elke jaar in de kleine waterpartij aan de oostkant van het bruggetje naar de Jan Mosmanslaan. De vos is verhuisd van de bramenstruiken naar de oostrand van het terrein. Ook hier werd een succesvolle voortplanting waargenomen.

Aanwezigheid van hoog gras werd ook dit jaar weer benut door de breedscheenjuffer, een libelsoort van stromend water die de laatste jaren in onze omgeving sterk toegenomen lijkt. De soort schuilt en jaagt tussen hoge grassen en plant zich voort in stromend water. Als gevolg van de natuurontwikkeling  op aangrenzende Maaspoortuiterwaarden werd daar dit jaar veelvuldig het hooibeestje waargenomen. Ook werd een enkel aangewaaid exemplaar op het grasland binnen het Achterpad waargenomen.

Het hooibeestje is een kleine dagvlindersoort van kruidrijke graslanden dat sterk achteruitgaat ten gevolge van de extensivering van de landbouw. Minder bedreigd uit dezelfde categorie van kleine dagvlindersoorten is de kleine vuurvlinder die vooral in het najaar kon worden waargenomen en zijn eitjes op zuring afzet.
Het oranjetipje, een dagvlinder die alleen vroeg in het voorjaar als vlinder waarneembaar is, is nog niet op het Achterpad waargenomen maar sinds enkele jaren wel binnen de aangrenzende woonomgeving.
De amfibieënstand lijkt de landelijke trend te volgen van een sterke afname. De bruine kikker is de laatste jaren minder talrijk op het aangrenzend woonerf ’t Heem aanwezig. Ook werden hier geen overwinteringsplekken van de kleine watersalamander meer gevonden. Meer specifiek kan dit te maken hebben met de afnemende kwaliteit van het aanwezige voortplantingswater ten gevolge van de vele watervogels en de verzurende invloed van bladinval van de groter wordende bomen rond het water. Dit voortplantingswater betreft de kleine plas aan de oostkant van het bruggetje dat vanaf de Jan Mosmanslaan naar het Achterpad voert. De plas met omringende houtbegroeiingen fuctioneert momenteel in het bijzonder als foerageerplek van de gewone dwergvleermuis en broedplek van watervogels.