Update 2020
In maart 2020 hebben we grote stappen gezet richting het landschappelijk aantrekkelijk maken van het terrein aan het Achterpad. Nu, na twee volkomen verschillende zomers -een hele droge en een hele natte- willen we jullie op de hoogte brengen van wat we nou eigenlijk gedaan hebben en wat daarvan het resultaat is.

Het beheerplan (maaibeleid)
Er zijn een aantal besprekingen geweest met de gemeente inzake het maaien. Door te maaien en het maaisel af te voeren worden er veel voedingsstoffen uit de bodem afgevoerd. Waarom? Nou, omdat schraal grasland meer ruimte biedt aan kruiden en daardoor een bloemrijker beeld biedt en meer biodiversiteit. Met name de grond op de noordelijke helft (A) van het terrein bevat meer zand en is daardoor schraler. De zuidelijke helft (B) langs de sloot bevat meer klei en is daardoor van nature rijker. De begrenzing tussen beide terreindelen ligt grofweg op het rijspoor dat zich het afgelopen jaar gevormd heeft. Het voornemen was om de schralere noordelijke helft 1x per jaar te maaien en de rijkere zuidelijke delen twee keer per jaar. Echter de natte zomer van 2021 maakte duidelijk dat de noordelijke helft ook nog tamelijk rijk aan voedingsstoffen is en ook nog wat meer verschraald dient te worden. Daarom hebben we besloten het volgende seizoen ook de noordelijk helft een extra maaibeurt te geven. Wanneer het zo nat is als afgelopen zomer kunnen planten optimaal gebruik maken van de aanwezige voedingsstoffen en groeien daardoor harder. Als je het maaien hierop afstemt kun je meer afvoeren en daarmee meer verschralen. Ook de konijnen geven hun bijdrage. Ze graven aarde omhoog en brengen daardoor voedingstoffen naar de toplaag toe; je ziet dan ook horsten van brandnetels rondom hun graafplekken.
Heeft dit al tot spectaculair resultaat geleid? Dat is nog niet te zeggen, eigenlijk is daar toch wel een jaar of vijf voor nodig. Interessant was de vondst van het zeldzame kamgras, het ouderwetse boerengras, dat hier en daar tussen het glanshaver werd gevonden. Schuilend tussen de hoge halmen van het glanshaver werd in de zomer veelvuldig de breedscheenjuffer, een soort libelle uit de categorie van waterjuffers die nabij stromend water van beken en rivieren voorkomt, gespot. De breedscheenjuffer komt vooral veel langs de Dommel voor, maar wordt langs de Maas aan de noordkant van Den Bosch nog weinig waargenomen. Na de tweede maaibeurt viel vooral de najaarsbloei van verschillende kruiden en vooral van het duizendblad op.
De zuidhelft van het grasland wordt doorsneden door het bloemenlint. Zoals hiervoor al is aangegeven, is deze grond van nature al rijker dan die op het noordelijk terreindeel daar er meer klei in de bodem zit. De natuurlijke begroeiing op dit bodemtype is vossenstaartgrasland. Door de jaren heen is hier slib uit de sloot uitgereden, wat de bodem nog meer verrijkt heeft. Het bloemenlint volgt het curvevormig spoor van de uitgereden slib binnen dit grasland. Het plan is om het maaien, zoals bij het bloemenlint, ook elders meer in curves te laten uitvoeren (het zgn. sinusmaaien), waardoor er grotere verschillen in het microklimaat per meter langs de maairanden ontstaan. Afwisselende verschillen in temperatuur en vochtigheid op korte afstand zijn zeer gunstig voor de diversiteit aan insecten; sommige hebben liever zon, andere liever schaduw.

Het bloemenlint
Onze oorspronkelijke bedoeling was om het bloemenlint in te zaaien met éénjarige biologische akkerkruiden. Echter omdat dit onbetaalbaar bleek hebben we toch gekozen voor zaad van méérjarige bloemplanten, typisch voor grasland. In het begin van de zomer van 2021 zagen we vooral veel margrieten bloeien als beeldbepalende soort. In de tweede helft van de zomer werden de wilde peen en hoog uitgegroeide distels(kruldistel) beeldbepalend. De door baggerslib extreem verrijkte grond is in het bijzonder gunstig voor kruldistel en akkerdistel en daarmee voor een heel scala aan insectensoorten, waaronder verschillende dagvlinders. Dit soort vegetaties met forse planten als de verschillende distelsoorten, noemt men ruigtevegetaties. Overigens bleek dat het oostelijk deel van het bloemenlint (aan het bruggetje) veel eerder en ook veel rijker bloeide omdat daar altijd het meeste slib werd uitgereden.
Zolang er geen bagger uit de sloot wordt uitgereden zal het gehalte aan distels en andere ruigtekruiden afnemen ten gunste van graslandkruiden als margriet, duizendblad en smeerwortel. Het bloemenlint hebben we na zaadzetting van de planten deels laten maaien en het maaisel laten afvoeren. Delen van het bloemenlint zijn niet gemaaid om kleine dieren en insecten ook in de winter van voeding en schuilgelegenheid te voorzien. Zo hebben de steenuil die aan de dijk in de knotwilgen woont en de kerkuil uit een schuur aan de dijk, ook weer wat te jagen.
We gaan er van uit dat het bloemenlint volgend jaar weer in volle pracht zal opbloeien; ieder jaar weer anders dan het vorige.
